Ruth 4:4

ABEn ik heb gezegd: 'Ik breng het jou openlijk ter ore: neem het ten overstaan van de bewoners en ten overstaan van de dorpsleiders van mijn volk. Als jij zult lossen, los. En als jij niet lost, zeg het mij, zodat ik het weet, want er is niemand om te lossen, behalve jij en ik na jou.'" En hij zei: "Ik, ik zal lossen."
SVEn ik heb gezegd: Ik zal het [voor] uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen.
WLCוַאֲנִ֨י אָמַ֜רְתִּי אֶגְלֶ֧ה אָזְנְךָ֣ לֵאמֹ֗ר קְ֠נֵה נֶ֥גֶד הַֽיֹּשְׁבִים֮ וְנֶ֣גֶד זִקְנֵ֣י עַמִּי֒ אִם־תִּגְאַל֙ גְּאָ֔ל וְאִם־לֹ֨א יִגְאַ֜ל הַגִּ֣ידָה לִּ֗י [וְאֵדַע כ] (וְאֵֽדְעָה֙ ק) כִּ֣י אֵ֤ין זוּלָֽתְךָ֙ לִגְאֹ֔ול וְאָנֹכִ֖י אַחֲרֶ֑יךָ וַיֹּ֖אמֶר אָנֹכִ֥י אֶגְאָֽל׃
Trans.wa’ănî ’āmarətî ’eḡəleh ’āzənəḵā lē’mōr qənēh neḡeḏ hayyōšəḇîm wəneḡeḏ ziqənê ‘ammî ’im-tiḡə’al gə’āl wə’im-lō’ yiḡə’al hagîḏâ llî wə’ēḏa wə’ēḏə‘â kî ’ên zûlāṯəḵā liḡə’wōl wə’ānōḵî ’aḥăreyḵā wayyō’mer ’ānōḵî ’eḡə’āl:

Algemeen

Zie ook: Losser, Qere en Ketiv

Aantekeningen

En ik heb gezegd: Ik zal het [voor] uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

אֲנִ֨י

En ik

אָמַ֜רְתִּי

heb gezegd

אֶגְלֶ֧ה

openbaren

אָזְנְךָ֣

Ik zal het uw oor

לֵ

-

אמֹ֗ר

zeggende

קְ֠נֵה

Aanvaard

נֶ֥גֶד

het in tegenwoordigheid

הַֽ

-

יֹּשְׁבִים֮

der inwoners

וְ

-

נֶ֣גֶד

en in tegenwoordigheid

זִקְנֵ֣י

der oudsten

עַמִּי֒

mijns volks

אִם־

zo

תִּגְאַל֙

gij het zult lossen

גְּאָ֔ל

los

וְ

-

אִם־

het; en zo

לֹ֨א

men het ook niet

יִגְאַ֜ל

zou lossen

הַגִּ֣ידָה

verklaar

לִּ֗י

-

ו

-

אדע

het mij, dat ik het wete

וְ

-

אֵֽדְעָה֙

-

כִּ֣י

want

אֵ֤ין

er is niemand

זוּלָֽתְךָ֙

behalve

לִ

-

גְא֔וֹל

gij, die het losse

וְ

-

אָנֹכִ֖י

en ik

אַחֲרֶ֑יךָ

na

וַ

-

יֹּ֖אמֶר

u. Toen zeide hij

אָנֹכִ֥י

Ik

אֶגְאָֽל

zal het lossen


En ik heb gezegd: Ik zal het [voor] uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!